Historie

Historie Paardenmarkt

De Goorse wintermarkt

Er is een tijd geweest dat de Goorse Wintermarkt een van de grootste paardenmarkten van ons land was. De markt werd ieder jaar op 15 december gehouden. Zij was niet alleen bekend in Goor en omgeving maar zelfs ver buiten de landsgrenzen. Het aantal buitenlandse kooplieden die de markt bezochten was dan ook niet gering. Zij arriveerden daags van te voren in Goor en logeerden hoofdzakelijk in hotel De Engel aan de Grotestraat. Het hotel werd in het jaar 1940 gesloten en in het jaar 1942 afgebroken. Hoe oud de Goorse Wintermarkt is, is niet bekend. Bekend is wel dat op 23 juli 1283 ‘zijnde den Vrijdagh nae het fest der zaligen Maria Magdalena’ aan de burgers van Goor, door bisschop Floris (Van Wevelinckhoven) van Utrecht werd toegestaan twee jaarmarkten te houden en wel op zondag na Petrus en Paulus (29 juni ) en op Sint Andries (30 november). In de Overijsselsche Almanak voor Oudheid en Letteren van het jaar 1840 komt alleen de markt op 15 december voor. Het is een markt van paarden, beesten en gevogelte. In een later uitgegeven almanak komen zelfs elf markten voor, iedere maand één behalve in januari. Als data werden vermeld 2 februari, 15 maart, 7 april , 3 mei , 9 juni , 31 augustus, 8 september,12 oktober, 3 november en 15 december.

Volgens een oude man uit Goor ging men vroeger zondagsavonds voor de Wintermarkt in drommen naar de voorstad. Dat is aan de Enterweg, waar de vele woonwagenbewoners reeds waren aangekomen. Ze stonden dan met hun wagens in de buurt van de Molenbelt aan de Enterweg en aan de Kortensdijk. Er heerste daar een gezellige drukte. Dat de Wintermarkt vroeger van grote betekenis was bewees wel het besluit van de gemeenteraad van het jaar 1886 om de paardenmarkt van 15 december op twee dagen te houden. Daarbij kwamen dan de mei, augustus en septembermarkt te vervallen. De raad achtte het in het jaar 1887 noodzakelijk deze tweede dag weer af te schaffen. In het jaar 1875 werden er zelfs weekmarkten gehouden, hoewel de handel toen niet toe nam. De aanvoer van boter en landbouwproducten was eveneens van weinig betekenis en het schijnt dat een verkeerd begrepen eigenbelang van de winkeliers de ontwikkeling tegen hield. Op 15 december 1875 werden zestienhonderdveertig paarden (waaronder 300 hitten) aangevoerd. Verder honderdtachtig stuks hoornvee, zestien varken en tachtig biggen. Op de op 15 maart gehouden markt was de aanvoer tweehonderdveertig paarden, zestig stuks hoornvee, veertig varkens en twintig biggen. Ook in het jaar 1876 was de handel op de weekmarkten weer afgenomen. De beide wintermarkten namen in het jaar 1876 in bloei toe. Op 15 december werden aangevoerd: achttienhonderd paarden (waaronder 300 hitten), driehonderdveertig stuks hoornvee en tweehonderdveertig varkens. Op die van 15 maart tweehonderdveertig paarden, tweeëntwintig stuks hoornvee en tien varkens.

De paardenmarkten werden gehouden in de Hengevelderstraat en op de Deldensestraat en wel tot aan het bord met het opschrift: ‘Oostelijke grens van het voor paardenmarkt bestemd terrein.’ Dit bord stond aan de rechterkant van de Deldensestraat in de richting van Delden, ongeveer bij garage Ruessink. Even verder in de Gyminkshoek, toen nog op Markelo’s gebied, lag een herberg. Deze herberg was oorspronkelijk een boerenerve ’t Gyminck, horig aan de hof te Goor. Het erve ’t Gyminck stond daar waar nu ’t Stuivesant aan de Deldensestraat staat. Vele jaren was het de enige herberg tussen Goor en Wiene. Eeuwen lang werd het erve ’t Gyminck bewoond door het geslacht Gyminck. Het erve Gyminck wordt al genoemd in het jaar 1326 en er zijn veel historische bijzonderheden van bekend. Ze doen echter in verband met de Wintermarkt niet ter zake. Deze herberg heeft bij de jaarlijkse paardenmarkten, evenals café Reiners, Overweg, De Kiste, Ter Horst, Lentelink, Hanhart logement De Engel een belangrijke rol gespeeld. De koeien-, varkens- en geitenmarkt werd gehouden tussen Wijnkamp en Spoorstraat en in het voorste gedeelte van de Schoolstraat. Later, toen de aanvoer van vee en varkens minder werd, werd deze gehouden in het voorste deel van de Kloosterlaan. De Wintermarkt was voor de Goorse bevolking een feestdag en nergens hoorde men meer humor dan daar. Tot veertig jaar geleden lieten de plaatselijke fabrieken de middagpauze al om elf uur ingaan, terwijl de scholen die dag vrijaf hadden. Later was het nog zo dat velen er een snipperdag voor over hadden.

Tot het jaar 1876 bestond er door de buurtschap Markvelde nog geen gebaande weg naar Goor en moest men om de Goorse Wintermarkt van midden december te bezoeken met paard en wagen door een voorde bij de Nieuwe Sluis in de Schipbeek. Honderden wagensporen door het heideveld brachten ’s avonds op de terugweg menig marktbezoeker in de war en leiden hem hongerig en moe in de richting Haaksbergen, in plaats van Neede. Dat schrijft H. Huender in: ‘Eibergen voorheen en thans’. De jaarmarkten waren in het jaar 1881 zeer belangrijk en hadden een goede naam. Met het oog op het terrein besloot het gemeentebestuur de paarden voortaan in één rij te plaatsen omdat er in Goor geen beter terrein te vinden was. De aanleiding was een klacht van W. Duijthoff te Arnhem over de slechte en gevaarlijke standplaats van de paarden op de markten. Het terrein was veel te klein voor het grote aantal paarden dat naar de markt werd gebracht en de vele mensen die er kwamen kijken en kopen. De Kamer van Koophandel was van oordeel dat door een dergelijke plaatsing het gedrang, vooral op het kruispunt van de weg naar Delden en Haaksbergen (hoek prinses Julianaplein-Deldensestraat-Iependijk) zou worden weggenomen en dat door het verkeer de bloei van de markt bevordert zou worden. Bij de uitvoering bleek dat het verkeer daardoor inderdaad gemakkelijk werd. Aangevoerd werden dit jaar elfhonderdtachtig paarden, honderdtwintig stuks hoornvee en vijfenveertig varkens

In het Twentsch Zondagsblad van zondag 18 december 1881 stond over de Wintermarkt van 15 december het volgende bericht: ‘In geen jaren hadden we hier zoo’n drukke wintermarkt. Er waren meer dan 2000 paarden aangevoerd. Duitsche en Fransche kooplieden betaalden de beste met f 500 à f 600. In runderen, vooral vette was de handel levendig.’ In het najaar van het jaar 1882 was hier een vrij levendige markt in aardappelen en kool. De toestand van de markten, vooral van de drie grote paardenmarkten was evenals vorige jaren in het jaar 1883 zeer gunstig en de handel zeer levendig. Die van de nieuw ingevoerde nieuwe markten liet echter veel te wensen over. Dit gaf enkele burgers aanleiding een marktcommissie te vormen om daarin verbetering te brengen. Deze commissie heeft echter niets gedaan om haar bestaan te rechtvaardigen. Op de markt van 2 februari 1883 werden aangevoerd:
•192 paarden
•62 koeien
•50 varkens

Op de markt van 15 maart 1883 werden aangevoerd:
•330 paarden
•43 koeien
•41 varkens

Op de markt van mei 1883 werden aangevoerd:
•34 koeien
•26 varkens
•120 biggen

Op de markt van september 1883 werden aangevoerd:
•60 paarden
•72 koeien
•20 oude varkens
•250 biggen
•230 schapen

Op de Wintermarkt van 15 december was de aanvoer elfhonderdveertig paarden, zevenentachtig koeien en twintig oude varkens. Om de nieuwe markten te bevorderen werden in het jaar 1884 premies uitgeloofd op de aanvoer. De drie wintermarkten van het jaar 1885 waren goed. De pogingen om de andere maandmarkten in bloei te doen toenemen bleken niet aan de verwachtingen te beantwoorden. In verband met de weinige ruimte voor de grote paardenmarkten werd in het jaar 1893 aan het gemeentebestuur het advies gegeven om de sloten langs de weg naar Delden te dempen. De aanvoer in het jaar 1895 bedroeg: 

2 februari
•460 paarden
•58 koeien en ossen
•36 pinken
•30 dertig varkens

15 maart
•550 paarden
•45 koeien en ossen
•30 pinken
•36 varkens
•140 biggen

28 augustus
•60 koeien en ossen
•30 pinken
•45 varkens
•535 biggen
•15 december
•2000 paarden
•75 koeien en ossen
•20 pinken
•15 varkens

Op 26 november 1895 werd aan de gemeente in overweging gegeven de rij paarden tussen de brug over de Spoeling (nu prinses Julianaplein) en Reinders (1970: hotel Ostara) te laten zoals die altijd geweest was. Daarentegen op de Deldensestraat naar de kant van Goor de paarden niet verder op te stellen dan het nieuwe hekwerk aan de oostkant. De westkant van het erve Koning kan dan vrij blijven. Zulks ter bevordering van het verkeer. In de vergadering van de Kamer van Koophandel van 19 januari 1897 werd meegedeeld dat als gevolg van een nieuwe regeling van de staatsspoorwegen het afzonderlijke vervoer van paarden niet meer met een gewone personentrein kon gebeuren. Dit was ook de reden dat veel kooplieden hun paarden per Hollands Spoor vanaf Holten verzonden. De vracht van Holten tot Amsterdam was toen een bedrag van drie gulden en zestig cent en van Goor tot Amsterdam twintig gulden. Vooral aan de markten in februari en maart deed zoiets grote afbreuk. Teneinde de inkomsten van de gemeente te doen stijgen werd aan de Kamer van Koophandel in het jaar 1899 door burgemeester en wethouders het oordeel gevraagd over het opnieuw invoeren van het marktgeld. Algemeen waren de leden van mening dat indien tot heffing van marktgeld werd besloten dit de markten zou schaden. In dezelfde vergadering werd de opmerking gemaakt dat er bitter weinig werd gedaan om tot verbetering van de markten te komen. Door enige leden van de raad werd bij het nakijken van de gemeenterekening nog wel de aanmerking gemaakt op de luttele advertentiekosten.

 

Op de februarimarkt van het jaar 1899 werden aangevoerd:
•455 paarden
•40 koeien
•38 pinken
•30 varkens

Maart
•560 paarden
•32 pinken
•24 varkens
•51 biggen

De aanvoer van paarden op de jaarlijkse grote markten in het jaar 1902 bleef aanzienlijk. Vooral doordat veel boeren zich meer dan ervoor op het fokken van en de handel in paarden toelegden. De Hollandse, Groninger en buitenlandse kooplieden kochten bij de boeren in de stallen op de boerderij de paarden en hielden er keuringen. Dat gebeurde enige dagen voor de markten. Op de markten zelf werden derhalve minder paarden verhandeld waardoor de prijzen enigszins gedrukt werden. De handel in hitten en veulen in het jaar 1902 door de in Twenthe wonende paardenhandelaren bleef groot. Het heffen van staangeld van kramen en publieke vermakelijkheden op de markten vormde in het jaar 1903 weer een punt op de agenda van de gemeenteraad. Wat betreft de marktgelden werd in overweging gegeven ze niet te heffen omdat dit ongewenst en gewaagd werd gevonden, nu de omliggende gemeenten door premies en afschaffing van de marktgelden de bloei van hun markten trachten te bevorderen. Verder werd geadviseerd het heffen van staangeld voor kramen en publieke vermakelijkheden te bevorderen. Het heffen van marktgelden zou de publieke verkopingen en het kopen van de paarden op stal in de hand werken

In het jaar 1904 bleef de paardenmarkt van februari, de tweede grote wintermarkt, wat de bloei betrof stabiel. Een flink aantal paarden werd aangevoerd, waarvan vele door Duitse kooplieden werden gekocht. De handel is pony’s was levendig. Per spoor werden die dag twaalf wagons verzonden. De aanvoer op de maartmarkt, de derde grote wintermarkt, was kleiner dan het vorige jaar. Omstreeks driehonderd stuks vee stonden aan de lijn. Er waren nog wel wat jongere paarden waarin enige handel was. Door de sluiting van Rusland voor de uitvoer van pony’s waren de prijzen hoger dan gewoonlijk. Evenals op de Lichtmismarkt was de aanvoer van vee en varkens gering. De mei markt had als paardenmarkt haar betekenis verloren. Dit jaar was geen enkel paard aangevoerd, vee slechts weinig. Maar de aanvoer van varkens was des te groter. De grote Wintermarkt van 15 december was wat de aanvoer betreft veel drukker dan het jaar ervoor. Het aantal aanwezige paarden bedroeg achttienhonderd. Tegen goede prijzen werd er druk gekocht. Luxe paarden voor het binnenland, werkpaarden voor Duitsland en gedeeltelijk voor het binnenland. Per spoor werden vijfendertig wagons paarden voor het binnenland verzonden. Door de sluiting van Rusland was de handel in pony’s van de in Twenthe wonende paardenhandelaren verminderd. Zij kochten dat soort paarden nu in Roemenië, Letland en Oost-Pruisen. Op de Lichtmismarkt stonden in het jaar 1905 vijfhonderd paarden aan de lijn. Hitten waren er minder dan het jaar ervoor. Men zag meer twee à vier jarige inlandse paarden. De handel was vrij levendig. De hoge prijzen waren echter de oorzaak dat er niet meer paarden verhandeld werden. De aanvoer van vee was van geen betekenis. Op de maartmarkt waren betrekkelijk weinig paarden aangevoerd. Ongeveer driehonderd stonden er aan de lijn, meest flinke werkpaarden van vier, tot acht à tien jaar. Er waren enkele jonge paarden, hitten slechts weinig. Tot flinke prijzen werd nog wel enige handel gedaan. Koeien waren er weinig. De mei markt had weinig te betekenen. Biggen werden voor twee gulden per stuk verkocht. De oude varkens waren evenmin duur. Op de wintermarkt van 15 december stonden honderden paarden aan de lijn. De kooplui waren eveneens in grote getale aanwezig, zodat er heel wat handel was. Er werden achtenveertig wagons van Goor verzonden. De prijzen waren hoog.

In het jaar 1905 werden er op initiatief van de Vereniging Goor-Vooruit pogingen gedaan om de weekmarkt te doen opleven. Eerst wilde het niet bijzonder goed vlotten. Tegenwoordig bezit Goor een druk bezette weekmarkt waar uitsluitend kramen zijn opgesteld. Volgens de Marktlijst van het jaar 1932 waren er dat jaar nog drie paardenmarkten. Op 2 februari was er een aanvoer van zevenhonderd werkpaarden en hitten. Op 15 maart een aanvoer van vijfhonderd gekruiste Belgen, hitten en jonge paarden. Op 15 december was er een aanvoer van elfhonderd licht type paarden, gekruiste Belgen en hitten. Geheel onverwachts nam de Goorse raad op 26 juni 1963 het besluit twee van de drie Goorse Wintermarkten op te heffen en wel de Lichtmismarkt van 2 februari en de maartmarkt (15 maart). Op dat moment is naast de weekmarkt alleen de Wintermarkt van 15 december als paardenmarkt overgebleven. Velen waren over dit opzienbarende besluit slecht te spreken omdat gebroken werd met een jarenlange traditie. Temeer was dit besluit zo’n verassing omdat oorspronkelijk op de agenda een voorstel van burgemeester en wethouders stond om de data van de paardenmarkten te wijzigen. Tijdens de Wintermarkt trof men in het begin van de twintigste eeuw aan bijna ieder huis in de Hengevelderstraat een bordje aan. Daarop stond hetgeen wat men had aan te prijzen. Men las: ‘Hier zet men koffie en broodjes met kaas’, ‘Bergplaats voor rijwielen’ of ‘Erwtensoep met kluif’. Knuppel-Dieks (Ziegerink)) was een klein mannetje met een bochel. Hij woonde destijds dan hier, dan weer daar in de Hengevelderstraat. Dieks kon lezen noch schrijven en wilde er ook wel iets bij verdienen. Hij vroeg vrienden een bordje voor hem te schrijven. Dat gebeurde natuurlijk en zo prijkte die marktdag de hele dag aan het huis van Dieks: ‘Hier zet men fietsen’ en ‘Bergplaats voor koffie’.

De zakenlui profiteerden goed van de Wintermarkt. De manufacturiers stonden voor deze gelegenheid met een kraam voor hun woningen. Kuiper Geerts in de Grotestraat met allerlei kuipwerk terwijl bij poelier Moorman in de Grotestraat naast verschillende soorten wild meestal ook een wild varken aan de stelling hing. De stelling was voor deze gelegenheid gemaakt. Bij ijzerhandel Koning, ook in de Grotestraat werden allerlei ijzerwaren uitgestald. Langs de straat zelf waren de diverse kramen en stands opgesteld van de standhouders. Die werden met de naam ‘marktschreeuwers’ aangeduid. Zo was daar de stand van Hollander met z’n hoge hoed, specialist in het gratis trekken van tanden. Dit gebeurde zogenaamd met de hand. Als het erop aankwam toverde hij een tangetje uit zijn mouw tevoorschijn. Luidkeels schreeuwde de uiterst bespraakte man zijn kunde uit. Nog harder schreeuwden de omstanders als zich een slachtoffer uit het publiek vrijwillig had aangemeld. Men kon het kermen van de patiënt zo niet meer horen. De man verkocht ook watjes die gedrenkt moesten worden in een of andere vloeistof en die dan in een holle kies gedrukt moesten worden. Na enkele ogenblikken werd een uitgekozen slachtoffer, na aldus behandeld te zijn, de pet van het hoofd getrokken. De patiënt moest erin spuwen en warempel, de boosdoener lag in de pet. Met ongelooflijke rappe tong wist ‘de dokter’ bovendien zijn geacht publiek de meest waardeloze rommel aan te smeren. Verder was er de verkoper van de Zutphense of Deventer almanak. ‘Leugenzak’ zei de jeugd er achteraan. Daar waren ook de Amsterdamse liedjeszangers, waarvan er één een geweldige snor had. Een van hen had een hoge, de andere een bolhoed op. Dan was er nog Jaap-met-de-koek, die eens een flinke boerendochter een klinkende zoen gaf. Eerst had hij haar een stuk koek in de mond gedrukt. Het leverde hem prompt een boete op waar hij het jaren later nog over had. De kinderen werden op school gewaarschuwd niet te dicht in de buurt bij Jaap-met-de-koek te komen, dit vanwege zijn nogal gepeperde woordenschat. Naast talloze kramen stonden er ook de diverse grotere tenten, zoals de dierentent voor de Middenstraat, naast het oude gemeentehuis. 
Daarop stond te lezen: ‘Leffende Leuwen’

Jongens die op de Schild woonden en het de eigenaar van de leeuwentent ‘s morgens op het bordje zagen schrijven, maakten hierover opmerkingen en lachten erom. De man werd woedend en dreigde de jongens met opsluiting in de leeuwenkooi. Zij waren toen zo bang geworden dat ze de hele verdere marktdag niet langs de tent durfden gaan. Om de Hengevelderstraat en de paardenmarkt te bereiken maakten ze gebruik van het vroegere kerkpad. Dat liep van de Grotestraat tussen de panden van Van der Hart en Jeukens tot de Hengevelderstraat naast het café Lentelink en de rooms- katholieke kerk. Verder stond er voor de Kloosterlaan een tent met de wonderkoe ‘Olga’. Deze koe was te Krimpen aan de IJssel geboren en door vijf veeartsen onderzocht. Op de markten stond meestal ook een man met een klein tafeltje waarboven een boog was gemaakt. Hieraan was door middel van een touwtje een balletje bevestigd, dat heen en weer geslingerd kon worden. De kunst was nu om een kegel, die midden op het tafeltje geplaatst werd, door het balletje van achteren omver te werken. Aangezien het een hazardspel en dus verboden was, lette de man doorlopend op of er ook onraad in de buurt was. Zag hij een politieagent in zijn omgeving, dan verdwenen snel kegel en balletje in zijn broekzak. Nadat de man het spelletje een paar keer had voorgedaan en uitgelegd had hoe gemakkelijk het was, meldde zich meestal wel een deelnemer. De eerste paar keer ging het geregeld om kleine bedragen. Het leverde altijd winst op voor de speler. Bij de verdere inleg ging het altijd mis, dan ging het om grotere bedragen en streek de man de buit op. Met speelkaarten was hij ook erg handig. Wilde het niet vlotten met zijn kegeltje dan probeerde hij een behendigheidsspelletje met kaarten: één-twee-drie-schoppenaas, waar natuurlijk ook om geld gespeeld werd.

In de cafés ijverden de eigenaren met de extra krachten om de kelen van de marktbezoekers te smeren. Waar veel gedronken werd ontstond wel eens ruzie. Meer dan eens moest er door de gemeentepolitie, voor deze gelegenheid versterkt met manschappen van de marechaussee, ingegrepen worden en werden de arrestanten ingesloten. De Iependijk, (het begin vanaf de Deldensestraat tot aan de rooms-katholieke begraafplaats was tot omstreeks het jaar 1925 aangewezen als standplaats voor woonwagens. Nu is het een brede straat nadat de dikke bomen langs de weg zijn gekapt. Tijdens de marktdagen, toen de paardenmarkten nog in volle bloei waren, was het hier een drukte van belang. Ook vechtpartijen waren dan aan de orde van de dag. Zo gebeurde het eens dat na een rumoerige wintermarkt een vechtpartij ontstond onder de woonwagenbewoners, waarbij er één dusdanig werd toegetakeld dat hij meer dood dan levend was. De dader was in zijn woonwagen gevlucht van waaruit met kokende koffie, een wasteil en dergelijke naar de politiemannen werd gegooid. Die stonden met getrokken pistolen en sabel in de hand klaar om de woonwagen binnen te gaan. Veldwachter Wondergem werd met een teil bekogeld en hij kon nog net op tijd de teil met zijn sabel opvangen. De teil werd hierbij doorboord. Na dit incident mocht alleen deze politieman de wagen binnenkomen, waarna de man zich kalm liet arresteren.

En dan Hutten-Klaos! Hij woonde met zijn vrouw Aorne en zijn twee jongens in een boerderijtje in Hengevelde. Hij roofde en kaapte wat los en vast was. Veel erger nog, hij had verschillende mensen in zijn huis te slapen en met de äkse (grote bijl) van kant gemaakt, het laatst de hozzenfosker (kousenkoopman) Willem Stint uit het Hannoversche, die in 1774 van de Goorsche wintermarkt huiswaarts kerende, bij Klaos overnachtte. Op Maria Boodschap uit de katholieke kerk te Delden komende werd Klaas gearresteerd, en zijn vrouw en zoon Jannus in hun boerderijtje. Vader en zoon werden te Oldenzaal levend geradbraakt en vrouw Aorne geworgd. (sept. 1775) Naarmate het vervoer per bus en auto en het transport van de paarden per vrachtauto toenam verminderde meer en meer de gezellige drukte, die aan de verschillende markten vooraf ging. In vergelijking met de vroegere wintermarkten is er wel heel veel veranderd. Van de glorietijd van een eens zo belangrijke Goorse Wintermarkt is niet veel meer overgebleven. Toch heeft deze markt nog steeds betekenis. In het jaar 1971 werden weer koeien aangevoerd, toch gaat meer en meer de belangstelling uit naar de moderne landbouwmachines en werktuigen voor de landbouw. Deze verdringen de paarden en worden in steeds grotere mate naar de markt aangevoerd.